Liliensternus
Liliensternus Status: Uitgestorven, als fossiel bekend | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||
Liliensternus Welles, 1984 | |||||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||||
Halticosaurus liliensterni | |||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||
Liliensternus op Wikispecies | |||||||||||||||
|
Liliensternus[1][2] is een geslacht van uitgestorven vleesetende theropode dinosauriërs, behorend tot de groep van de Coelophysoidea, dat tijdens het Laat-Trias leefde in het gebied van het huidige Duitsland. De enige benoemde soort is Liliensternus liliensterni.
Vondst en naamgeving
[bewerken | brontekst bewerken]In de winter van 1932/1933 groef graaf en arts Hugo Rühle von Lilienstern bij Großen Gleichberg nabij Römhild in Thüringen twee gedeeltelijke skeletten op van een roofsauriër die verspreid lagen tussen resten van Ruehleia. In 1934 benoemde Friedrich von Huene op basis hiervan, bij gelegenheid van de opening op 1 juli 1934 van een paleontologisch museum in een bijgebouw van Rühle von Liliensterns kasteel in Bedheim, een tweede soort van Halticosaurus, H. liliensterni, waarvan de soortaanduiding Rühle von Lilienstern eerde. De twee exemplaren werden door de graaf tot één geheel gecombineerd en aangevuld dat op de wand van de hoofdruimte van het Paleontologisches Heimatmuseum Bedheim aangebracht werd in Bauchlage, dat wil zeggen: met de ledematen en ribben links en rechts haaks op de wervelkolom staand. Dit wordt bij museumexemplaren van kruipende reptielen wel vaker gedaan omdat die de ledematen normaliter al in spreidstand hebben; bij een dinosauriër die de poten recht onder de romp heeft, is het resultaat nogal onnatuurlijk. In 1969 werd het museum van Schloß Bedheim opgeheven en is het skelet naar het Humboldtmuseum in Berlijn verhuisd. In 2001 werd een skeletmodel opgesteld in het Naturhistorisches Museum Schloss Bertholdsburg Schleusingen.
In 1984 kwam Samuel Paul Welles tot de conclusie dat de typesoort van Halticosaurus, H. longotarsus, een nomen dubium was. Het meeste wat in de literatuur over Halticosaurus geschreven was, had betrekking op H. liliensterni waarvoor Welles nu een apart geslacht benoemde: Liliensternus, waarvan de naam opnieuw Rühle von Lilienstern eerde.
Von Huene had nooit een holotype aangewezen tussen de vele botfragmenten van beide skeletten die samen inventarisnummer MB.R.2175 (eerder HMN R1291) hebben. Welles stelde voor alleen de botten van het grotere exemplaar als syntype te gebruiken. Omdat het echter niet geheel zeker is dat er slechts twee exemplaren aanwezig zijn in het materiaal en de beenderen lastig aan het ene of het andere individu zijn toe te wijzen, beschouwen de meeste moderne auteurs ze als een enkele reeks van syntypen. Gregory S. Paul heeft daaruit in 1993 HMN dd als lectotype aangewezen. Het geheel bestaat uit een groot aantal elementen uit de schedel, de onderkaken, de halswervels, de ruggenwervels, de sacrale wervels, de schoudergordel, het bekken en de voorste en achterste ledematen. Ze komen uit de Trossingenformatie die stamt uit het late Norien, ongeveer 205 miljoen jaar oud. Het betreft onvolwassen dieren.
Later zijn nog een voet uit Thüringen en fragmenten uit Zwitserland aan een Liliensternus sp. toegewezen alsmede een groot aantal tanden.
In 1993 benoemde Peter Galton een vondst uit Frankrijk als een tweede soort van Liliensternus, L. airelensis. Deze soort werd in 2007 hernoemd tot Lophostropheus.
Het gemeentewapen van Gleichamberg, verleend in 1993, toont Liliensternus.
Beschrijving
[bewerken | brontekst bewerken]De fragmenten zijn voldoende om een goed algemeen beeld te krijgen van het dier. Het gaat om een voor zijn tijd vrij forse roofsauriër die echter tamelijk lichtgebouwd was. Het dijbeen heeft een lengte van vierenveertig centimeter. Gregory S. Paul schatte in 1988 de lichaamslengte op 5,15 meter, het gewicht op 127 kilogram. De heuphoogte was ongeveer een meter. Liliensternus was de grootste theropode die uit Duitsland bekend was totdat eind twintigste eeuw het nog onbeschreven Monster von Minden werd ontdekt dat naar verluidt minstens zeven meter lang was.
Onderscheidende eigenschappen van Liliensternus zijn volgens Oliver Rauhut: het bezit van maar één paar pleurocoelen in de halswervels; het ontbreken van een horizontale richel aan de basis van de doornuitsteeksels van de halswervels, een minder ontwikkelde groeve onder de diapofysen van de ruggenwervels; het ontbreken van een zijdelingse bolling van het darmbeen.
De schedel heeft een lengte van ongeveer veertig centimeter. Het is wel verondersteld dat de snuit kammen droeg maar daar zijn eigenlijk geen directe aanwijzingen voor. Von Huene ontdekte bij een zitbeen dat het gebroken was geweest en weer geheeld.
Fylogenie
[bewerken | brontekst bewerken]Oorspronkelijk werd de soort ondergebracht in de Halticosauridae. Vanaf de jaren negentig werd wel gedacht aan de Coelophysidae. Recentere exacte kladistische analyses hebben als uitkomst dat Liliensternus meer basaal in de Coelophysoidea geplaatst is.
Een mogelijke positie van Lileinsternus in de evolutionaire stamboom wordt getoond door het volgende kladogram
Neotheropoda |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
- v. Huene, F. (1934). Ein neuer Coelurosaurier in der thüringischen Trias. Paläontologische Zeitschrift 16 (3/4): 145-170
- Welles, S.P. (1984). Dilophosaurus wetherilli (Dinosauria, Theropoda): osteology and comparisons. Palaeontographica Abteilung A 185: 85-180
Noten
- ↑ Liliensternus. www.prehistoric-wildlife.com. Gearchiveerd op 20 september 2021. Geraadpleegd op 18-12-2022.
- ↑ Fossilworks: Liliensternus. www.fossilworks.org. Geraadpleegd op 18-12-2022.