[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

Rajputs

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door BoH (overleg | bijdragen) op 21 mei 2022 om 14:16.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

De Rajputs of Rajputen (Hindi: राजपूत, rājpūt, raja: prins, putra: zoon) zijn een machtige, adellijke en strijdlustige kaste op het Indisch Subcontinent, vooral in de Indiase staat Rajastan (voorheen Rajputana) en een deel van Gujarat.

De Rajputs zijn een Indische kaste en bestaan uit verschillende clans.

In de 7e eeuw begonnen rajputs in Rajasthan zichzelf op heldenstenen als heer te betitelen. Clans als de Pratihara's, Guhila's en Chahamana's wisten hun status te verhogen tot mahasamanta (letterlijk grote naburige), vazallen van lokale rijken.[1]:109-110

Oorsprong

De rajputs kennen verschillende zuiveringsmythes die moeten verklaren dat zij legitieme afstammelingen zijn uit de hogere varna's. Onder de Britten kon een vermeende buitenlandse afkomst gebruikt worden om de koloniale overheersing te rechtvaardigen. De nationalistische geschiedschrijving had juist belang bij een afstamming van kshatriya's, aangezien de rajputs dan vedische ariërs zouden zijn.

Agnikula

De rajputs hebben als oorsprongsmythe dat zij agnikula zouden zijn. De Prithviraj Raso kent verschillende recensio's en de in vroegst bekende versie was Manik Rai de eerste koning van de Chahamana-dynastie en werd deze geboren uit een brahmaans offer. De meest populaire variant kent echter de Agnikula-legende die stelt dat Chahavana, de voorvader van de Chahamana's, uit een vuuroffer (yajna) van Vishvamitra op de Abu werd geboren en daarmee afstammeling van de vuurgod Agni zou zijn. Naast de Chahamana's (Chauhan) zouden ook de Paramaradynastie, de Pratihara's (Parihara) en de Chalukya's (Solanki) afstammen van Agni. Ook de Nava-sahasanka-charita stelde dat de Paramaradynastie afstamde van Agni.

Buitenlandse oorsprong

James Tod (1782-1835) stelde dat de voorouders van de rajputs Saken (Scythen) of Kushana waren vanaf de tweede eeuw v.Chr. of de Witte Hunnen die rond 480 een einde maakten aan het rijk van de Gupta's. Uit de aan de Hunnen gerelateerde Gurjara zouden de hogere rajput-families zijn voortgekomen. Na een proces van sanskritisering zouden deze zich hebben willen conformeren aan de brahmaanse institutie van Kshatriya en met de agnikula of agni-vamsha een mythische oorsprong hebben gezocht vergelijkbaar met de zonnedynastie (surya-vamsha) en de maandynastie (chandra-vamsha).[2] Deze theorie vond niet alleen aanhang onder Britse historici, maar ook onder Indische historici als D.R. Bhandarkar.

Beroepsgroep

Vincent Arthur Smith (1843-190) dacht dat de rajputs vooral een beroepsgroep waren waarbij afkomst ondergeschikt was en waar dan ook verschillende rassen bij elkaar werden gegroepeerd. In het noorden zouden er dan meer migranten zijn, terwijl de rajputs uit het zuiden meer uit de oorspronkelijke bevolking zouden komen.[3]

Kshatriya's

Gaurishankar Hirachand Ojha (1863-1947) en Chintaman Vinayak Vaidya (1861-1938) waren nationalistische historici die stelden dat de rajputs werkelijk arische kshatriya's waren van de zonne- en maandynastieën die in de vroege middeleeuwen aan de macht kwamen. Dat baseerden zij op gelijkenissen in gebruiken en fysiek voorkomen. De negende en tiende eeuw zouden volgens Vaidya de gelukkigste periode zijn geweest in de Indische geschiedenis.

Brahmanen

Jai Narayan Asopa (1926) stelde ook dat de rajputs ariërs waren, maar volgens hem waren het oorspronkelijk geen kshatriya's, maar brahmanen.[4]

Rajputisering

Brajadulal Chattopadhyaya (1939) zag een proces van rajputisering, vergelijkbaar met sanskritisering, waarbij clans die politieke macht verkregen hun sociale status daarbij wilden laten aansluiten en daar oorsprongsmythes bij lieten fabriceren. Om dit te illustreren, maakte hij een overzicht van de wordingsgeschiedenis van de oorsprongsmythes van de Pratihara's, Guhila's en Chahamana's. Zodra een clan meer zelfstandigheid verkreeg, verdween de aanvankelijke ondergeschiktheid als vazal uit oorsprongsmythes. Zo is er een archiefstuk van de Guhila's uit 1145 uit Mangrol in het zuiden van Gujarat waarin drie generaties van de Guhila's genoemd worden als heersers over Mangalapura, als ondergeschikten aan de Chalukya's. In andere documenten uit die tijd wordt echter teruggegrepen op een respectabele afstamming. Clans probeerden zo een brahmaanse of kshatriyaanse afstamming te fabriceren die niet in oudere archiefstukken te vinden is. Bij een inscriptie van de Pratihara's uit 837 wordt genoemd dat de brahmaan Haricandra twee vrouwen had, een van brahmaanse afkomst en de ander van kshatriyaanse afkomst. In een inscriptie uit 861 is de brahmaanse vrouw verdwenen.

De genealogieën zoals deze zijn overgeleverd, zijn dan ook waarschijnlijk meer een overzicht van de politieke ontwikkelingen, dan dat deze de werkelijke oorsprong onthullen. Het lijkt erop dat rajputisering een effectieve en inventieve manier was om de sociale mobiliteit te vergroten. In de vroege periode was rajput waarschijnlijk vooral een politieke status, terwijl vanaf de elfde-twaalfde eeuw ook afstamming een rol ging spelen. Er lijkt ook sprake te zijn geweest van dynastificering, waarbij heersers bij elkaar werden gegroepeerd zonder dat duidelijk was of er wel een verband tussen hen bestond. Mogelijk ging de rajputisering van deze clans gepaard met een verlies van politieke macht en status van de traditionele kshatriya's.[5]

Zesendertig clans

Veel teksten stellen dat de rajputs uit zesendertig clans bestaan, zonder deze echter altijd bij naam te noemen. James Tod gaf zes lijsten van wat hij noemde koninklijke rassen. De eerste lijst uit Nadol bestaat inderdaad uit 36 clans, maar de lijst uit de Prithviraj Raso van Chand Bardai heeft er slechts 30, waarvan ruim de helft nog eens afwijkt van de eerste lijst. De derde lijst is de Sanskriet-versie van de Kumarapala Prabandha uit 1435 en deze noemt 27 clans, terwijl de vierde lijst, de Gujarati-versie, er 35 noemt met maar weinig overlappingen met de Sanskriet-versie. Dit werk wordt hier aangehaald als Kumarapala-charita, maar de drie werken met deze naam noemen de 36 clans niet. De vijfde lijst is van een Khichi bard uit de negentiende eeuw genaamd Moghji en deze noemt er 36, waarvan de helft niet genoemd wordt in de andere lijsten. Tod stelde zelf een gecorrigeerde lijst samen met 38 clans, al nummerde hij tot 36. Hierbij groepeerde hij enkele clans samen. De eerste twee waren de surya en chandra-clans, de zonne- en maandynastie. Daarna kwamen de vier agnikulas, terwijl de overigen subkasten zouden zijn van de zonne- en maandynastie of afstammelingen van de Scythen. Naast deze kasten, onderscheidde Tod ook nog verdere onderverdelingen in sakha's. Zo zou de Guhilot-kula uit 24 sakha's bestaan, de Yadu uit 8, de Pramara uit 35, de Chauhan uit 24 en de Solanki uit 16.[2]:98-99 Bij elkaar bevatten de zes lijsten zo meer dan 100 clannamen, waarvan er maar 5 in de vijf eerste lijsten voorkomen en maar 4 in vier lijsten. Al in 1872 kreeg de lijst van Tod dan ook al kritiek en werd al gezien als weinig :

It seems a pity that Tod's classification of 36 royal races should be accepted as anything but a purely ornamental arrangement, founded as it was on lists differing considerably both in the numbers and names of the tribes included in it, and containing at least two tribes, the Jats and Gujars, with whom the Rájputs do not even generally intermarry. (1872): 'The Hindu Castes' in Calcutta Review, Volume 55, p. 382-391</ref>

Verder gebruikte Tod lijsten uit Gujarat-Rajasthan en er ontbraken dan de nodige noordelijke en oostelijke clans, waaronder de belangrijke Gahadwala's.

Ook de Rajatarangini van Kalhana noemt 36 clans.[5]

Literatuur

  • Chattopadhyaya, B.D. (1998): 'Origin of the Rajputs. The Political, Economic and Social Processes in Early Medieval Rajasthan' in The Making of Early Medieval India, Oxford University Press

Noten

  1. Stein, B. (2010): A History of India, Blackwell
  2. a b Tod, J. (1829-32): Annals and Antiquities of Rajasthan, or the Central and Western Rajpoot States, Smith, Elder and Company
  3. Smith, V.A. (1904): The Early History of India. From 600 B.C. to the Muhammadan conquest including the invasion of Alexander the Great, Clarendon
  4. Asopa, J.N. (1976): Origin of the Rajputs, Bharatiya
  5. a b Chattopadhyaya (1998)
Zie de categorie Rajput people van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.