Stichtse Oorlog
Tweede Utrechtse burgeroorlog | ||||
---|---|---|---|---|
Onderdeel van de Hoekse en Kabeljauwse twisten | ||||
Datum | augustus 1481 - 3 september 1483 | |||
Locatie | Het sticht Utrecht | |||
Resultaat | Bourgondië houdt de macht in het sticht. | |||
Strijdende partijen | ||||
| ||||
Leiders en commandanten | ||||
De Tweede Utrechtse Burgeroorlog (ook wel de Stichtse Oorlog [1] [2]genaamd) vond tussen 1481 en 1483 plaats. De oorlog ontstond uit een mengeling van conflicten in het sticht Utrecht in alle lagen van de bevolking en de machtswisselingen van de bisschoppen David van Bourgondië en Engelbrecht van Kleef. Daarbij speelden de Hoekse en Kabeljauwse twisten, die overgewaaid waren vanuit het graafschap Holland, een rol.
Achtergrond
Nadat de Eerste Utrechtse Burgeroorlog in 1474 geëindigd was, kwam het sticht onder Bourgondische controle en dit bracht de bastaardzoon van Filips de Goede, David van Bourgondië, op een stevige positie als bisschop van Utrecht. Na de dood van zijn vader was Davids halfbroer Karel de Stoute zijn voornaamste steunpilaar. Karel de Stoute overleed echter in 1477 en door het wegvallen van zijn steun kwam Davids positie in de knel. Vooral de steden Utrecht, Amersfoort en Montfoort in het sticht wilden van de gelegenheid gebruikmaken om politieke macht te vergaren. De stad Utrecht leek tenslotte het enige toevluchtsoord der Hoekse ballingen geworden, van waaruit ze het naburige Holland bedreigden. Naar aanleiding daarvan ontstond een oorlog die drie jaar zou duren.
Verloop
In 1481, toen de problemen zich meer en meer opstapelden, was het Jan III van Montfoort die vanuit het Utrechtse ministerie besloot om het heft in eigen handen te nemen. Hij gaf het bevel om bisschop David van Bourgondië de toegang tot de stad Utrecht te weigeren. Deze bevond zich op zijn buitenverblijf in Wijk bij Duurstede. Vrijwel op hetzelfde moment werd de stad Leiden ingenomen onder leiding van Reynier van Broeckhuysen, die zich loyaal opstelde aan de kant van de Utrechtse oppositie. Zijn Hoekse partij wilde af van het Bourgondisch-Habsburgse machtsblok in de Lage Landen. De Hoekse opstandelingen verwoestten de stad Naarden en stadhouder Joost van Lalaing verwoestte uit wraak Jutphaas. Al snel volgde de rest van de grote steden in het sticht die zich bij deze opstand aansloten. Deze oppositie kwam tot uitdrukking in de Slag bij Scherpenzeel op 22 september, waar het dorp onder andere vernietigd werd door Hoekse opstandelingen. Van Lalaing verzamelde een grote krijgsmacht, legde Eemnes, Baarn en Soest in de as en behaalde bij Westbroek (26 december 1481) een volledige overwinning op de Utrechters voor de Kabeljauwse factie.
De nieuwe Utrechtse opstandelingen zochten steun in hogere kringen, onder andere bij Lodewijk XI van Frankrijk, die in staat van oorlog met de Bourgondiërs verkeerde. Jan II van Kleef was wel genegen om de opstandelingen te helpen van het Bourgondische huis af te komen en wilde als tegenprestatie zijn broer Engelbrecht de plaats van aartsbisschop van Utrecht zien bekleden. Zo kwam Engelbrecht met zijn leger aan in Utrecht, waar Jan van Montfoort hem meteen als ruwaard van Utrecht wilde aanstellen[3], maar dit werd tijdelijk tegengewerkt door de geestelijke heersers in de stad. David van Bourgondië kon ondertussen alleen op steun rekenen van Frederik van Egmont, heer van IJsselsteijn, die echter niet opgewassen was tegen de felle opstandelingen en met moeite zijn eigen district kon beschermen.
1482
Maximiliaan van Oostenrijk verbleef in april op de Veluwe, waar hij na het overlijden van zijn vrouw Maria van Bourgondië kort bijkwam en afleiding zocht in de jacht. David van Bourgondië zag dit als een uitgelezen kans en stuurde een afgezant naar hem toe om steun bij hem te krijgen. Maximiliaan wilde wel ingaan op dit verzoek, maar onder zijn eigen voorwaarden. Het enige wat hij deed was de bevoorrading naar het sticht belemmeren door ruitervolk op de been te brengen[4].
Een van de beroemdste voorvallen is dat van Jan van Schaffelaar, die met zijn ruiters omsingeld werd in Barneveld en zijn toevlucht zocht in de toren, waarvan hij gedwongen werd af te springen. Daarna werd de steun voor de opstandelingen (lees: Hoeken) minder, doordat in december de vrede werd gesloten tussen Bourgondië en Frankrijk, waardoor een mogelijke steun van Lodewijk XI van Frankrijk wegviel. In juli werden de burchten van Harmelen en Ter Haar belegerd en ingenomen door de troepen van Joost van Lalaing. Engelbrecht trok echter met zijn Kleefse soldaten het achterland van het Sticht in, hij plunderden tot aan Naarden en legde Amerongen deels in de as. Op 26 augustus vervolgde hij met een beleg op IJsselstein, maar brak dit in september weer af. Vervolgens werden er in Den Bosch en Wageningen pogingen ondernomen om de twee bisschoppen bepaalde eisen te laten overleggen, dit mislukte.
1483
Van Kleef brandschatte vervolgens de omgeving van Wageningen en Rhenen. Door het wegvallen van de steun veroverde de Bourgondisch-Kabeljauwse factie in april de Dom van Utrecht en stad, David van Bourgondië keerde weer terug op zijn bisschopszetel, maar in mei laaide de onrust alweer op, doordat de stad Amersfoort met een leger van Kleefse soldaten de stad Utrecht opnieuw belegerde onder Hendrik van Zuylen van Nijevelt. De soldaten drongen de stad binnen en David van Bourgondië werd afgevoerd in een mestkar en naar Amersfoort gebracht, waar hij enige tijd gevangen zat. Ondertussen was Maximiliaan van Oostenrijk een beleg op Montfoort begonnen, maar brak dat weer af om het beleg van Utrecht op te slaan. Na maanden van beleg kon hij de stad innemen en ook Amersfoort gaf zich door middel van een verdrag over.
Nasleep
Op 3 september 1483 werd er een vredesverdrag ondertekend tussen de partijen onder toezicht van Maximiliaan van Oostenrijk. David van Bourgondië werd weer hersteld als bisschop van Utrecht en bleef dit tot aan zijn dood. Het bleef echter rommelig in het sticht en in de Lage Landen, zij het op kleine schaal. In 1488 brak er een nieuwe periode aan van conflicten, die later bekend zijn geworden als de Jonker Fransenoorlog (1488-1490).
Referenties
- ↑ Antonius Matthaeus, veteris aevi analecta (Leiden 1698) hoofdstuk II, blz 1-140 eerstedruk (Primaire bron)
- ↑ Antheun Janse, De Sprong van Jan van Schaffelaar, oorlog en partijstrijd in de late middeleeuwen, hoofdstuk 2 De Stichtse Oorlog, blz 15-30, uitgeverij Verloren 2003 (secondaire bron)
- ↑ Antheun Janse, De sprong van..., blz 20
- ↑ Antheun Janse, de Sprong van... ,blz 21
- Antheunis Jansen, De sprong van Jan van Schaffelaar: oorlog en partijstrijd in de late middeleeuwen.
- Buiskool, Koen, 'De heren van Linschoten. Hun bezittingen en hun rechten' in: Landgoed Linschoten. Een geschiedboek, Reinink, Wessel (red.) (1994 Bussum; Uitgeverij Thoth) blz. 86-131, aldaar lijst burggraven van Montfoort.
- Braake, S. ter (2009): Parties and factions in the late middle ages: the case of the Hoeken and Kabeljauwen in The Hague (1483-1515) Journal of Medieval History 2009, 97-111 [1],
- Gent, M. van (1994): Perteijelike saken. Hoeken en Kabeljauwen in het Bourgondisch-Oostenrijkse tijdperk, Den Haag
- Wagenaar, Vaderlandse Historie IV;