[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

Stichtse Oorlog

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Hansmuller (overleg | bijdragen) op 18 dec 2020 om 23:12. (Verloop: vele details)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Stichtse Oorlog
Onderdeel van de Hoekse en Kabeljauwse twisten
Stichtse Oorlog
Datum 6 augustus[1] 14813 september 1483
Locatie Sticht Utrecht
Resultaat Bourgondië behoudt macht in Sticht.
Strijdende partijen
Kabeljauwen
Bourgondië
steden: Wijk bij Duurstede
Rhenen
IJsselstein
Hoeken
Hertogdom Kleef
steden: Utrecht
Amersfoort
Montfoort
Leiders en commandanten
David van Bourgondië
Joost van Lalaing
Frederik van Egmont
Willem II van Croÿ
Jean van Salazar
Jan van Ranst
Albert van Schoerle
Maximiliaan van Oostenrijk
Willem II van Gulik-Berg
Lancelot van Berlaymont
Engelbrecht van Kleef
Jan III van Montfoort
Gerrit Zoudenbalch
Hendrik van Zuylen van Nijevelt
Reynier van Broeckhuysen
Dirk van Zuylen van Haar
Vincentius van Zwanenburg
Willem van Wachtendonk
Jan van Lantscroon
Johan II van Kleef
Troepensterkte
400 krijgsvolk 22 sep 1481 (Slag bij Scherpenzeel)
1100-1400 krijsvolk 13 okt 1481 (1e Slag bij Vreeswijk)
4000-5000 krijgsvolk 26 dec 1481 krijsvolk(Slag Bij Westbroek)
500 krijgsvolk 22 sep 1481 (slag bij Scherpenzeel)
2000-2400 burgers 13 okt 1481 (1e Slag bij Vreeswijk)
1500-2000 Burgers 26 dec 1481 (Slag bij Westbroek)
ca.2.000 Kleefse troepen op 26/27 dec 1481 (inkomst in Utrecht)
De sprong van Jan van Schaffelaar in 1482, een voetnoot uit de Stichtse Oorlog, dat uitgegroeid is tot bekendste voorval. tekening Johannes Hinderikus Egenberger.
bisschop David van Bourgondië in gevangenschap genomen en op een mestkar afgevoerd naar Amersfoort (1483), tekening Johannes Hinderikus Egenberger.

De Stichtse Oorlog[2][3] of Driejarige Oorlog[4] vond tussen 1481 en 1483 plaats. De oorlog ontstond uit een mengeling van conflicten in het sticht Utrecht in alle lagen van de bevolking en de machtswisselingen van de bisschoppen David van Bourgondië en Engelbrecht van Kleef. Daarbij speelden de Hoekse en Kabeljauwse twisten, die overgewaaid waren vanuit het graafschap Holland, een rol.

Achtergrond

Nadat de Eerste Utrechtse Burgeroorlog in 1474 geëindigd was, kwam het sticht onder Bourgondische controle en dit bracht de bastaardzoon van Filips de Goede, David van Bourgondië, op een stevige positie als bisschop van Utrecht. Na de dood van zijn vader was Davids halfbroer Karel de Stoute zijn voornaamste steunpilaar. Karel de Stoute overleed echter in 1477 en door het wegvallen van zijn steun kwam Davids positie in de knel. Vooral de steden Utrecht, Amersfoort en Montfoort in het sticht wilden van de gelegenheid gebruikmaken om politieke macht te vergaren. De stad Utrecht leek ten slotte het enige toevluchtsoord der Hoekse ballingen geworden, van waaruit ze het naburige Holland bedreigden. Naar aanleiding daarvan ontstond een oorlog die drie jaar zou duren[5].

Verloop

In 1481, toen de problemen zich meer en meer opstapelden, was het Jan III van Montfoort die vanuit het Utrechtse ministerie besloot om het heft in eigen handen te nemen. Hij gaf het bevel om bisschop David van Bourgondië de toegang tot de stad Utrecht te weigeren. Deze bevond zich op zijn buitenverblijf in Wijk bij Duurstede. Vrijwel op hetzelfde moment in januari werd de stad Leiden ingenomen onder leiding van Reynier van Broeckhuysen, die zich loyaal opstelde aan de kant van de Utrechtse oppositie. Zijn Hoekse partij wilde af van het Bourgondisch-Habsburgse machtsblok in de Lage Landen. Stadhouder Joost van Lalaing en Jan van Ranst ontzette Leiden in april, vlak daarvoor vond de Inname van Dordrecht (1481) plaats onder Jan III van Egmond. Al snel volgde de inname van de steden Gouda, Oudewater en Schoonhoven die alle onder de Kabeljauwse-Bourgondische invloed sfeer kwamen.

1481

Op 6 augustus kwamen twee raadslieden van David van Bourgondië in de stad Utrecht, om het stadsbestuur te melden dat Jan van Montfoort en zijn Hoekse benden de stad moesten verlaten. De volgende dag op 7 augustus omsingelde Van Montfoort en zijn medestanders het Raadhuis van Utrecht en dwong het bestuur tot een keuze, waarna alle Kabeljauwse-Bourgondië aanhangers de stad verlieten en sommige zelfs verjaagd werden, onder meer Van Montfoorts grootste tegenstander in de stad Jacob van Amerongen[6]. Met de oppositie kwam het tot een eerste veldslag in de Slag bij Scherpenzeel op 22 september 1481, waarbij onder meer het dorp verwoest werd door Kabeljauwse stropers. De Hollandse stadhouder Joost Van Lalaing (in Bourgondische dienst) verwoestte Jutphaas in oktober maar verloor de Slag bij Vreeswijk op 13 oktober 1481. In december verzamelde van Lalaing een grote krijgsmacht, legde Eemnes, Baarn en Soest (tussen 21 en 23 december 1481) in de as en behaalde in de slag bij Westbroek (26 december 1481) een volledige overwinning op de Utrechters voor de Kabeljauwse factie. Hoekse opstandelingen verwoestten de stad Naarden.

De Hoeks Utrechtse opstandelingen zochten steun in hogere kringen, onder andere bij Lodewijk XI van Frankrijk, die in staat van oorlog met de Bourgondiërs verkeerde. Jan II van Kleef was wel genegen om de opstandelingen te helpen van het Bourgondische huis af te komen en wilde als tegenprestatie zijn broer Engelbrecht de zetel van aartsbisschop van Utrecht zien bekleden. Zo kwam Engelbrecht met zijn leger aan in Utrecht, waar Jan van Montfoort hem meteen als ruwaard van Utrecht wilde aanstellen[7], maar dit werd tijdelijk tegengewerkt door de geestelijke heersers in de stad. David van Bourgondië kon intussen alleen op steun rekenen van Frederik van Egmont, heer van IJsselsteijn, die echter niet opgewassen was tegen de felle opstandelingen en met moeite zijn eigen district kon beschermen.

1482

Op 1 januari 1482 werd besloten om de Lekdijk boven het dorp 't Waal door te steken, waarbij alles tot de Utrechtse Tolsteegpoort (noordelijk), Leidsche vaart (westelijk) en de Sint Anthoniusdijk (oostelijk) onder water kwam te staan[8]. Dit alles om de onafhankelijkheid op de Hollanders en Bourgondiërs te behouden. Tussen 14 en 18 januari 1482 trok David van Bourgondië vanuit Wijk met Glandijn de Bondre en 125 ruiters met op ongeveer het zelfde moment Joost van Lalaing en zijn ruiters vanuit Naarden richting de stad Utrecht. Dit om een stadsuitbraak uit te lokken. Dit mislukte en uit onvrede werden twee naburige kloosters geplunderd[9]. Maximiliaan van Oostenrijk verbleef in april op de Veluwe, waar hij na het overlijden van zijn vrouw Maria van Bourgondië kort bijkwam en afleiding zocht in de jacht. David van Bourgondië zag dit als een uitgelezen kans en stuurde een afgezant naar hem toe om steun bij hem te krijgen. Maximiliaan wilde wel ingaan op dit verzoek, maar onder zijn eigen voorwaarden. Het enige wat hij deed was de bevoorrading naar het Sticht belemmeren door ruitervolk op de been te brengen[10].

Een van de beroemdste voorvallen is dat van Jan van Schaffelaar, die met zijn ruiters omsingeld werd in Barneveld en zijn toevlucht zocht in de toren, waarvan hij gedwongen werd af te springen. Daarna werd de steun voor de opstandelingen (lees: Hoeken) minder, doordat in december vrede werd gesloten tussen Bourgondië en Frankrijk, waardoor een mogelijke steun van Lodewijk XI van Frankrijk wegviel. In juli werden de burchten van Harmelen en Ter Haar belegerd en ingenomen door de troepen van Joost van Lalaing. Engelbrecht trok echter met zijn Kleefse soldaten het achterland van het Sticht in, plunderde tot aan Naarden en legde Amerongen deels in de as. Op 26 augustus vervolgde hij met een beleg van IJsselstein, maar brak dit in september weer af. Vervolgens werden er in Den Bosch en Wageningen pogingen ondernomen om de twee bisschoppen bepaalde eisen te laten overleggen, dit mislukte.

1483

Zie Beleg van Utrecht (1483) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Van Kleef brandschatte vervolgens de omgeving van Wageningen en Rhenen. Door het wegvallen van de steun veroverde de Bourgondisch-Kabeljauwse factie in april de Dom van Utrecht en stad, en David van Bourgondië keerde weer terug op zijn bisschopszetel, maar in mei laaide de onrust alweer op, doordat de stad Amersfoort met een leger van Kleefse soldaten de stad Utrecht opnieuw belegerde onder Hendrik van Zuylen van Nijevelt. De soldaten drongen de stad binnen en David van Bourgondië werd afgevoerd in een mestkar en naar Amersfoort gebracht, waar hij enige tijd gevangen zat. Intussen was Maximiliaan van Oostenrijk een beleg op Montfoort begonnen, maar brak dat weer af om het beleg van Utrecht te slaan. Na maanden van beleg kon hij de stad innemen en ook Amersfoort gaf zich door middel van een verdrag over.

Nasleep

Op 3 september 1483 werd er een vredesverdrag ondertekend tussen de partijen onder toezicht van Maximiliaan van Oostenrijk. Een kopie van dit verdrag is te vinden in Hs. 685, een manuscript dat zich in de Universiteitsbibliotheek Utrecht bevindt. David van Bourgondië werd weer hersteld als bisschop van Utrecht en bleef dit tot aan zijn dood. Het bleef echter rommelig in het sticht en in de Lage Landen, zij het op kleine schaal. In 1488 brak er een nieuwe periode aan van conflicten, die later bekend zijn geworden als de Jonker Fransenoorlog (1488-1490).

Gevechten

Referenties