[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

Aussiedraco

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Aussiedraco
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Vroeg-Krijt
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Pterosauria
Onderorde:Pterodactyloidea
Familie:Targaryendraconidae
Geslacht
Aussiedraco
Kellner, Rodrigues & Costa, 2011
Typesoort
Aussiedraco molnari
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Aussiedraco op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Aussiedraco is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs behorend tot de groep van de Pterodactyloidea dat leefde tijdens het Vroeg-Krijt in het gebied van het huidige Australië.

In 1980 ontdekten Ralph Molnar en Richard Thulborn in de collectie van het Queensland Museum verschillende nog onbeschreven specimina van pterosauriërs. Eén daarvan was een stuk onderkaak, gevonden ten zuiden van Hamilton Hotel, een plaatsje zeventig kilometer ten oosten van Boulia in Queensland, dat ze toeschreven aan een of andere verwant van Ornithocheirus. David Unwin meende daarentegen in 2000 dat het een exemplaar was van Anhanguera cuvieri. Molnar en Thulborn zelf dachten in 2007 juist aan Lonchodectes.

In 2011 stelden de Braziliaanse onderzoekers Alexander Kellner, Taissa Rodrigues en Fabiana Costa dat zij zich allen vergisten en benoemden een geheel nieuwe soort Aussiedraco molnari. De geslachtsnaam is een humoristisch bedoelde combinatie van het in Australië gebruikelijke bijvoeglijke naamwoord Aussie voor Australian met het Latijnse draco, 'draak'. De soortaanduiding eert Molnar.

Het fossiel, holotype QMF10613, is gevonden in lagen van de Toolebucformatie die dateren uit het Albien. Het bestaat uit een stuk symfyse ofwel symphysis mandibulae, voorste vergroeiing van de onderkaken. Het fossiel is niet platgedrukt.

De beschrijvers wisten enkele onderscheidende kenmerken vast te stellen. De bovenrand van de symfyse is opmerkelijk bol. De onderrand is echter recht. De punt van de symfyse is niet verbreed. De symfyse is iets hoger dan breed, met bovenop een diepe maar nauwe middengroeve die niet tot de kaakpunt doorloopt. De tandkassen zijn ongeveer gelijk in grootte. De eerste twee kenmerken zouden echte autapomorfieën zijn, unieke afgeleide eigenschappen. De andere eigenschappen zijn uniek in combinatie.

Wegens de beperkte resten is het lastig de grootte van Aussiedraco te schatten; Kellner stelt dat hij kleiner is dan de uit dezelfde formatie afkomstige Mythunga die een spanwijdte van vier à vijf meter heeft.

De symfyse is achtentachtig millimeter lang. Hij is zeer smal en recht; van boven bekeken verwijdt hij nauwelijks naar achteren toe. Hij heeft geen kiel of kam. De dwarsdoorsnede is driehoekig waarbij de zijkanten een hoek van 40° met elkaar maken. De kaakpunt is vrij spits, lansvormig. Aan de rechterzijkant zijn vijf tandkassen zichtbaar, waaruit de tanden verdwenen zijn, aan de linkerkant vier. De tandkassen hebben een elliptische doorsnede. Naar voren toe begint de kaaklijn tussen de tanden steeds sterker te golven en neemt de afstand tussen de tanden af. De tanden staan omhoog gericht, en naar voren toe steeds sterker naar buiten gekeerd. De voorste tanden waren zo wellicht vrijwel plat naar voren gericht. De tanden moeten erg groot geweest zijn en de tandkassen puilen uit aan de zijkanten van de symfyse.

Door gebruik te maken van de vergelijkende methode — dus zonder exacte kladistische analyse — kwamen de beschrijvers tot de conclusie dat Aussiedraco in de Pteranodontoidea geplaatst moest worden, in een meer afgeleide positie dan de Pteranodontidae en nauw verwant aan de Anhangueridae.