Barbaridactylus
Barbaridactylus Status: Uitgestorven Fossiel voorkomen: Laat-Krijt | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||
Barbaridactylus Longrich, Martill, & Andres, 2018 | |||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||
Barbaridactylus grandis | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
|
Barbaridactylus is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs behorend tot de Pterodactyloidea, dat leefde tijdens het Laat-Krijt in het gebied van het huidige Marokko.
Vondst en naamgeving
[bewerken | brontekst bewerken]Sinds 2015 koopt een groep paleontologen fossielen van pterosauriërs aan van fossielenhandelaren die deze zelf weer verworven hebben van werkers in de fosfaatmijnen van het Khouribgaplateau. Doel hiervan is de diversiteit van deze diergroep in het laatste Krijt te bepalen. Uit deze tijdsnede zijn geen Lagerstätten van pterosauriërs bekend, vindplaatsen met een grote soortenrijkdom en een uitzonderlijke preservering. Wel zijn er wat gedeeltelijke skeletten van Azhdarchidae in gevonden, waaruit veel onderzoekers de conclusie trokken dat andere pterosauriërgroepen al waren uitgestorven. Het zou echter ook kunnen dat de slechte fossil record een fout beeld van de situatie heeft gegeven. Dat kan getoetst worden door alle botjes te verzamelen die in de uitgebreide fosfaatlagen gevonden worden, die systematisch en op grote schaal commercieel gewonnen worden. Het bleek dat er botten tussen zaten die niet aan azhdarchiden leken toe te behoren. Men besloot die als nieuwe soorten te publiceren.
In 2018 benoemden en beschreven Nicholas R. Longrich, David M. Martill en Brian Andres de typesoort Barbaridactylus grandis. De geslachtsnaam combineert een verwijzing naar Barbarije met het Oudgrieks daktylos, 'vinger', een gebruikelijk achtervoegsel in de namen van pterosauriërs sinds Pterodactylus. De soortaanduiding is het Latijn grandis, 'groot' en verwijst naar de forse lichaamsomvang.
Het holotype FSAC-OB 232 is gevonden in de middelste Couche III, het onderste fosfaatlagencomplex bij Sidi Daoui dat dateert uit het late Maastrichtien. Het bestaat uit een gedeeltelijk skelet. Bewaard zijn gebleven: een stuk rechteronderkaak, een fragment van de linkeronderkaak, een halswervel, de linkerschoudergordel, het linkeropperarmbeen, de linkerellepijp, het linkerspaakbeen, en het rechterdijbeen. Het betreft voor zover valt na te gaan een volwassen individu.
Toegewezen zijn de specimina FSAC-OB 8, 9, 10 en 11. Het betreft in alle gevallen opperarmbeenderen.
Beschrijving
[bewerken | brontekst bewerken]Grootte en onderscheidende kenmerken
[bewerken | brontekst bewerken]Barbaridactylus is een vrij grote soort. Het langste opperarmbeen heeft een lengte van 225 millimeter. Dat wijst op een vleugelspanwijdte van zo'n vijf meter. De grootte is vergelijkbaar met die van Nyctosaurus lamegoi.
De beschrijvers gaven enkele onderscheidende kenmerken aan. In deze week Barbaridactylus af van bekende nyctosauriden.
Het opperarmbeen is slank gebouwd. De deltopectorale kam staat een flink eind onder de kop. De deltopectorale kam is relatief kort, breed en rechthoekig met maar een zwakke insnoering aan de basis. De kam wringt zich iets om de schacht. De kop heeft in de onderzijde een grote pneumatische groeve met daarin één of meerdere pneumatische openingen. Boven de buitenste onderste gewrichtsknobbel bevinden zich kleinere pneumatische foramina. De onderarm is slank met 130% van de lengte van de bovenarm. Het dijbeen heeft 85% van de lengte van het opperarmbeen en bezit een slanke schacht met bovenaan een matig ontwikkelde trochanter major.
Skelet
[bewerken | brontekst bewerken]De onderkaak buigt geleidelijk naar boven. De onderrand ervan is dikker; bovenop bevindt zich een scherpe snijrand.
De halswervel is kort en breed; bij de nyctosauriden is de nek als geheel typisch vrij kort.
Ook de schoudergordelhelft is niet afwijkend en heeft een boomrangvorm waarbij schouderblad en ravenbeksbeen elkaar raken onder een hoek van 60°.
Het opperarmbeen is slank met een golvende curve in vooraanzicht. De deltopectorale kam heeft de gebruikelijke bijlvorm maar is opvallend kort en wijd met maar een lichte verbreding ten opzichte van de insnoering. De buiging over de schacht heen is maar licht doch groter dan bij andere bekende nyctosauriden. Over de nek van de kam loopt een richel van zijde lichaam richting onderarm. De crista ulnaris is goed ontwikkeld, naar beneden uitstekend als het bot gespreid gehouden wordt. Er bindt zich een pneumatische opening tussen de gewrichtsknobbels maar ook een paar langwerpige foramina aan de basis van de buitenste knobbel, richting lichaam, wat uniek is binnen de Nyctosauridae.
De ellepijp is slank met maar geringe verbredingen aan de uiteinden. Het spaakbeen heeft twee derden van de diameter van de ellepijp.
Bij het dijbeen is de zwak ontwikkelde trochanter major in feite normaal voor nyctosauriden. Afwijkend is echter de zwakke onderste verbreding.
Fylogenie
[bewerken | brontekst bewerken]Barbaridactylus werd in de Nyctosauridae geplaatst. Een kladistische analyse toonde hem als zustersoort van Nyctosaurus lamegoi.
Het volgende kladogram toont de positie in de evolutionaire stamboom:
Ornithocheiroidea |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Barbaridactylus zou, samen met de andere drie in 2018 benoemde verwanten, dan de jongste bekende nyctosauriden vertegenwoordigen, zo'n vijftien miljoen jaar jonger dan Nyctosaurus. Dit zou een bewijs zijn dat de diversiteit van pterosauriërs in het Maastrichtien veel minder was teruggelopen dan eerder gedacht. Het vermeende vroege uitsterven van veel takken zou een instantie zijn geweest van het Signor-Lipps-effect: groepen die net voor een massa-extinctie, zoals die van het late Krijt, toevallig geen fossielen achterlaten, scheppen de illusie dat ze eerder zijn uitgestorven.
Levenswijze
[bewerken | brontekst bewerken]Barbaridactylus was vermoedelijk een viseter.
Literatuur
- Nicholas R. Longrich, David M. Martill & Brian Andres, 2018, "Late Maastrichtian pterosaurs from North Africa and mass extinction of Pterosauria at the Cretaceous-Paleogene boundary", PLoS Biology 16(3): e2001663