[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

Moreel pluralisme

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Moreel pluralisme (ook wel ethisch pluralisme genoemd) is een meta-ethische theorie die stelt dat de verscheidenheid aan morele waarden, normen, idealen, plichten en deugden niet gereduceerd kan worden tot één morele superwaarde. Met die stelling is het moreel pluralisme de tegenhanger van het monisme, dat stelt dat er alle morele waarden uiteindelijk tot één bron teruggebracht kunnen worden.

Bronnen van moraal

[bewerken | brontekst bewerken]

Feitelijk bestaat er een grote verscheidenheid aan waarden, normen, idealen, plichten en deugden. Sommigen daarvan staan op gespannen voet met elkaar. In de politiek kunnen 'vrijheid' en 'gelijkheid' bijvoorbeeld met elkaar botsen. En in het morele domein kunnen 'eigenbelang' en 'naastenliefde' bijvoorbeeld met elkaar in conflict komen. Een moreel pluralist stelt niet alleen dat er feitelijk een verscheidenheid aan waarden is, maar ook, of vooral, dat achter deze verscheidenheid geen eenheid schuil gaat. Dat betekent in het geval van het conflict tussen 'eigenbelang' en 'naastenliefde' dat er niet zomaar één maatstaf aanwezig is, die gebruikt kan worden om te bepalen welke van de twee waarden voorrang moet krijgen. Hiermee is nog niet bepaald hoeveel maatstaven er dan wel zijn. De feministische psychologe en ethica Carol Gilligan heeft bijvoorbeeld een dualisme (twee maatstaven) bepleit,[1] terwijl de filosoof Thomas Nagel stelt dat er vijf onderscheiden bronnen zijn.[2] Dit zijn zeker niet de enige mogelijke indelingen. Desalniettemin zijn veel pluralisten het erover eens dat het pluralisme niet radicaal is. Dat wil zeggen: hoewel er meerdere morele bronnen zijn, is dit aantal niet oneindig.

Grenzen aan pluralisme

[bewerken | brontekst bewerken]

Waardoor wordt het het aantal morele bronnen begrensd? Een veel gehoord argument is dat moraliteit ontstaan is, en zich geleidelijk ontwikkeld heeft, om de basale belangen die met menselijk welzijn samenhangen te beschermen en te stimuleren.[3] Dat impliceert dat moraal bijvoorbeeld niet strijdig kan zijn met zoiets als 'menselijk welzijn'. Uiteindelijk zullen mensen een aantal waarden moeten waarderen die met deze notie van menselijke welzijn samenhangen. Een beroep op dit 'welzijn' brengt echter nieuwe problemen met zich mee. Wanneer wordt gesteld dat het menselijk welzijn de morele pluraliteit begrenst, zal namelijk moeten worden uitgelegd waaruit dit begrip precies bestaat. Enerzijds lopen pluralisten hiermee het risico dat welzijn te radicaal op een oneindig aantal manieren kan worden geïnterpreteerd. Anderzijds lopen ze het risico 'menselijk welzijn' te strikt te definiëren, wat weer te veel aan een monistische positie doet denken. De filosoof John Kekes vindt hiertussen een middenweg door te stellen dat zoiets als de 'menselijke natuur' slechts de minimale inhoud van moraliteit bepaalt. Boven dit minimum is echter een veelheid aan niet tot elkaar herleidbare morele tradities mogelijk.[4]

Incommensurabiliteit

[bewerken | brontekst bewerken]

Moreel pluralisme is niet radicaal, wanneer morele waarden bijvoorbeeld minimaal gerelateerd zijn aan een notie van menselijk welzijn. Als deze interpretatie van pluralisme te rechtvaardigen is, dan moet het mogelijk zijn om op een minimaal niveau rationele regels te formuleren, waarmee verschillende morele waarden kunnen worden geordend. Wanneer zich een conflict tussen 'eigenbelang' en 'naastenliefde' voordoet, kan men zich bijvoorbeeld afvragen welke waarde het menselijk welzijn het dichtst benadert. Wanneer men deze strategie hanteert, vormt het menselijk welzijn het referentiekader dat gebruikt wordt om de conflicterende waarden te vergelijken en te ordenen. Zo'n gematigde vorm van pluralisme (die een sterk monistische inslag heeft) brengt niet per se incommensurabiliteit, onvergelijkbaarheid, met zich mee. Vanwege de sterk monistische trekjes van deze benadering, stellen niet alle pluralisten zich hier tevreden mee. Sommigen noemen zich namelijk pluralist precies omdat ze de vergelijkbaarheid en onderlinge ordening van waarden afwijzen. Het is een open vraag of het bestaan van één allerhoogste waarde ontkend kan blijven worden, terwijl tegelijkertijd waarden vergeleken kunnen worden. John McDowell,[5] Nagel en Christine Swanton[6] hebben dit probleem proberen op te lossen door de Aristotelische notie phronèsis (praktische wijsheid) te rehabiliteren, waarmee wel een keuze uit verschillende (conflicterende) waarde mogelijk zou zijn.

  1. Gilligan, C. (1982). In a Different Voice. Psychological Theory and Women's Development. Harvard University Press.
  2. Nagel, T. (1979). "The fragmentation of value." In: H. Englehardt & D. Callahan (reds.), Knowledge, Value and Belief. Hastings-on-Hudson, NY: Institute of Society, Ethics and the Life Sciences; repr. in Moral Questions, Cambridge: Cambridge UP, 1979.
  3. Craig, C. (red.) (1998). "Moral pluralism." In: Routledge Encyclopedia of Philosophy. London, New York: Routledge, pp. 529-531.
  4. Kekes, J. (1992). "Pluralism and conflict in morality." The Journal of Value Inquiry 26, 37-50.
  5. McDowell, J. (1979). ""Virtue and Reason." The Monist 62, 331-350.
  6. Swanton, C. (2003). Virtue Ethics: A Pluralistic View. Oxford University Press.