[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

Senggi

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Senggi
Viid
Gesproken in Papoea, Indonesië
Sprekers 250
Taalfamilie

Papoeatalen

Taalcodes
ISO 639-1 -
ISO 639-2 -
ISO 639-3 snu
Portaal  Portaalicoon   Taal

Het Senggi (of Viid) is een Papoeataal in Papoea, Indonesië.[1] De sprekers van het Senggi wonen in het district Senggi, in het regentschap Keerom.[2]

De ISO 639-3-code luidt snu.

Classificatie

[bewerken | brontekst bewerken]

De taal wordt beschouwd als deel van de Grenstalen ("Border" taalfamilie).[3]

Dorpjes:[1]

  • Senggi
  • Tómfor
  • Oembĕkwei (of Ambĕkoi)

Het dorpje Oembĕkwei ligt op ongeveer een uur gaans te voet zuidwestelijk van het dubbeldorp Senggi-Tòmfór.

Voornaamwoorden

[bewerken | brontekst bewerken]

Persoonlijke voornaamwoorden:[1]

Nederlands Senggi-taal
ik
jij
hij ĕk
wij doeká
wij beiden bĕrágĕ
jullie doerá

jágá 'huis':

Nederlands Senggi-taal
mijn huis káná jágá
jouw huis árĕná jágá
zijn huis ágĕná jágá
ons huis doekana jágá
jullie huis doerana jágá

koei 'casuaris':

Nederlands Senggi-taal
mijn casuaris káná koei
jouw casuaris árĕná koei
zijn casuaris ágĕná koei
ons casuaris doekana koei
jullie casuaris doekana koei

Werkwoordsvormen:[1]

Nederlands Senggi-taal
ik eet kán náp
jij eet rá sĕnau/náp
hij eet ágĕ neráp/náp
wij eten doeká náp
wij beiden eten bĕrágĕ-náp
jullie eten doerá sĕnau/náp
Nederlands Senggi-taal
ik slaap kán nisĕrup
jij slaapt rá sĕroe
hij slaapt ágĕ-rup
wij slapen doeká nisĕrup
wij beiden slapen bĕrágĕ rup
jullie slapen doerá sĕroe

Ontkenning:

  • ká-mòn-ĕráp 'Ik eet niet.'
  • ká-mòn-rĕrĕbĕrisĕrup 'Ik slaap niet.'

Verleden tijd:

  • ká-fàn-bĕrinĕráp 'Ik heb gegeten.'
  • kánisimá bĕrisĕrup 'Ik heb geslapen.'
Senggi Nederlands
ájà vader
ápà moeder, moeder's zuster, oudere broers echtgenoten
ndándr grootvader
ásà grootmoeder, zusters zoon's echtgenoten
róàn overgrootvader
kóàn overgrootmoeder
ĕngèrsoem betovergrootvader
kwarsoem betovergrootmoeder
nándr oudere broers
tòtsòk jongere broers, jongere broer's echtgenoten
mòloe oudere zusters
tánĕmàndr jongere zusters
sòngà oudere en jongere zusters' echtgenoten
jĕmĕna echtgenote
(bo)ràktòt zoon
mátàr dochter
tòt oudere broers' zoons
tòtĕmátàr oudere broers' dochters
(bò)àndi jongere broers' zoons
(mà)àndi jongere broers' dochters
(bò)tĕsĕk jongere zusters' zoons
(mà)tĕsĕk jongere zusters' dochters
moanrándr zoons' echtgenoten, oudere en jongere broers' zoons' echtgenoten
pau dochters' echtgenoten, oudere en jongere broers' dochters' echtgenoten, jongere zusters' dochter's echtgenoten
nrándr zoons' kinderen (m. en v.), oudere en jongere broers' zoons' kinderen (m. en v.)
dĕmoem dochters' kinderen (m. en v.)
pi / pü moeder's broers
ngwándr moeder's broers' echtgenoten
manggau moeder's broers' zoons
kĕmai moeder's broers' dochters, moeder's zusters' dochters
Persoonlijke namen
Mannen
  • Kòpòli
  • Mánèrĕkou
  • Rápàn
  • Báp
  • Màndá
  • Kònai
  • Pati
  • Nesam
  • Kwát
  • Wálè
  • Bár
  • Jir, Jèr
  • Woes
  • Brauw
  • Woi
  • Mbòk
  • Wènà
  • Tembai
  • Namai
  • Wóni
  • Gòm
  • Wájàp
  • Kòja
  • Sauwi
  • Mapai
  • Kaifal ?
  • Kwanabi ?
Vrouwen
  • Wòk
  • Fĕrou
  • Koerop
  • Aikoei
  • Faai
  • Wakĕrai
  • Kwoiná
  • Bófòr
  • Sòkai
  • Aak
  • Noad
  • Woiti
  • Rapai
  • Ambrai
  • Lanai
  • Pooe
  • Katoewai
  • Jĕfa
  • Jei
  • Kèlau
  • Nòk
  • Bĕning

Woordenlijst (Galis 1956):[1]

Nederlands Senggi-Taboe
aarde pit
ader anini
alang-alang wósàmbá
albino mik-soemboe
allemaal nonóm
as tókòs
bajam sòmb
baren tátĕfĕgáb
batatas sókòrkai
been, bot
berg kèmbèrĕ
billen sombe
bintangoer-vrucht kòròfò
blad, kladi fòr
blauw ngòr
bloed nine
boom ti, djek
borst màndr
bos tijĕr
branden oerĕbi
broodvrucht tèng
bruidsprijs ròh
buik soak
buikpijn sásákárák
buizerd kòmbi
cacao sĕtèp
casuaris koei
dag mònggò-poelei?
dansen tànggálá
dat, die ámĕná
dit, deze áná
djeroekboom wábisau
dood moendr, moerk
dorp méjàm
drinken, eten sĕnaoe
droog sarlk
echtgenoot doeĕ
echtgenote jĕmĕná
eet - verbod mátábĕnaoe
ei toe
elefantiasis pòsòk
eten sĕnaoe, mandas
fluit pàn
framboesia sòkòròpòkr
gaan liggen, slapen sĕroe
gaan zitten nosoendoe
gat, opening nándr
geadopteerde, wees toentàt
gedi tòng
geel ás
geven djau
goed jĕnik
groen pòngnòng
groot foon
grootouders (clan, lineage) ndándrĕndoe
hals momkek
hand angla
hemel wòb
hoest? màmpĕpĕnák
hoofd ĕlpèk, rĕpèk
hoofdpijn rĕpèkkárák
hond wàndr
horen salo
huid kép
huilen wà, wandjik?
huis jágá
huwelijks-verbod mátábfĕgai
karang bĕli
kasbi oembĕtai
kiespijn ròkárák
kladi, blad fòr
klapperpalm sàmb
klein ták
knie koembloe
komen sĕpoko
komkommer pwàt
koud (klimaat) nener
lang koekitámau
lange boon gĕndr
lichaam, vlees nik
lopen selea
luis koe
maan wòs
malaria kárákpáp
mannelijk bòt
medicijnman sòngwà
mens, man doe
menstruatie kókánijágá?
moeder ápá
mond nambetep
mondharp bĕmb
morgen, gisteren sòm
muskiet kies
nacht
nagel noté
neus pĕngĕ
neusvleugel án
niboeng-boom tòm
niet mòn, moine
nieuw nim
noorden nĕgĕriĕb
oebi-kajoe mòr
omheining poer
oog nou
oor aten
oorlog ndoer
oosten rĕbĕk
overmorgen, eergisteren sòm-noemboe
peniskalebas tàm
plantstok, tak roeh
pinangpalm pànrá
pisang
regen fowek-fowek
rond nófau
rood soemboe?
rook toekoer
rotan wàs
ruilen ásĕp-ásĕp
sago nátièp
sagopalm
sajoer gedi tóng
sajoer lilin jĕsèpĕ
schaduw, ziel sòngwátei
sirih kai
slang djemok
staan sĕpoeloe
staart sok
stam (mensen) máná
steen kwondr, kwawek?
ster, kleine tĕmar
ster, heldere pói
suikerriet mi
tabak sábòkò
tand noenalk
tong
trom wòng
trompet, houten foef
tuberculose? fár
tuin tàkárá
vandaag sòr
vader ájà
varken sàr
varken (wild) nijènè
varken (tam) sàr méjàm
veel dándr
veer toa
versiering, snijwerk bĕrè
verzadigd sastoe
vis wàr
vliegen bobela
vlieg angbop
vlinder afaf
voet, been mongla
vogel djoewek?
vrouwelijk màt
vuur tou
warm (klimaat) pap
wat? mátei
water, rivier, regen
weduwe doeĕ-kòpòr
weduwnaar jĕmĕnàm-kòpòr
wees ájá-pátoem
weg, pad mona
westen woenoe
wie? áni
wind woer
wit jamba
wolk koe
wond fĕnèng
wortel sambĕla
zaad, pit ló, foe
zand sengger
ziek kárák
ziel, schaduw songwátei
zien sĕnefo
zon pòlá
zuiden sakariĕb
zuigeling ták
zwanger tàtzá
zwart si
zwemmen sĕtenao
1 mònggau
2 tàmblá
3 tàmblá-mimònggau