introducé
Uiterlijk
- in·tro·du·cé
- In de betekenis van ‘geïntroduceerde’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- pseudo-Frans
- afgeleid van het Latijnse 'dūcere' (leiden) met het voorvoegsel intro- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | introducé | introducés |
verkleinwoord | introduceetje | introduceetjes |
de introducé m
- mannelijk persoon die ergens geïntroduceerd (ingeleid) wordt
- Hij is geen lid van de club maar hij kan vanavond wel met me mee als introducé.
- Zie voor de vrouwelijke vorm: introducee.
- Bij woordafbreking voor de laatste lettergreep worden de verkleinvormen met het accentteken toegepast: "introducé-tje" en "introducé-tjes".
mannelijk persoon die ergens geïntroduceerd (ingeleid) wordt
- Het woord introducé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "introducé" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "introducé" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be