wijsgeer
Uiterlijk
- wijs·geer
- In de betekenis van ‘filosoof’ voor het eerst aangetroffen in 1701 [1]
- samenstelling van wijs bn en begeer ww [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijsgeer | wijsgeren |
verkleinwoord | wijsgeertje | wijsgeertjes |
de wijsgeer m
- Het woord wijsgeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wijsgeer" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wijsgeer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wijsgeer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be