[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

Prosopografie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De traditionele benadering van de groepsbiografie

[bewerken | brontekst bewerken]

De prosopografie (ook wel collectieve biografie of historische sociografie) is een deelstudie binnen het vakgebied van de geschiedschrijving die gemeenschappelijke kenmerken beschrijft van een bepaalde maatschappelijke groep mensen, zoals beroep, inkomen, sociale afkomst, stand, woonplaats. In contrast met de biografie doelt zij dus op een collectiviteit van personen. De term werd voor het eerst echt uitgewerkt door Lawrence Stone.[1] Het woord is afgeleid van de stijlfiguur prosopoeia uit de klassieke retorica, geïntroduceerd door Marcus Fabius Quintilianus, waarbij een afwezig of ingebeeld persoon wordt voorgesteld - het "gezicht gecreëerd" zoals de Griekse term suggereert - in woorden, alsof deze aanwezig was.

Een van de eerste prosopografische werken was de Prosopographia Imperii Romani, onder de redactie van P. von Rohden en Hermann Dessau, die in meerdere volumina werd uitgegeven in Berlijn vanaf 1897 en een systematisch overzicht bood van de verschillende leden van de heersende klasse ten tijde van het principaat in het Romeinse Rijk.

Enkele Nederlandse voorbeelden van prosopografische publicaties zijn:

  • A.M. Elias en P.C.M. Schölvinck, Volksrepresentanten en wetgevers. De politieke elite in de Bataafs-Franse tijd 1796-1810 (Amsterdam 1991)
  • P. Brood e.a. (red.), Homines Novi. De eerste volksvertegenwoordigers van 1795 (Amsterdam 1993)
  • O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers residerende in het buitenland 1584-1810 ('s-Gravenhage 1976)
  • O. Schutte, Repertorium der buitenlandse vertegenwoordigers residerende in Nederland 1584-1810 ('s-Gravenhage 1982)
  • H. van Felius en H.J. Metselaars, Noordhollandse statenleden 1840-1919 (Hollandse Historische Reeks 21)
  • P. Hofland, Leden van de Raad. De Amsterdamse gemeenteraad 1814-1941 (Amsterdam 1998)
  • O.Vries e.a., De Heeren van den Raede. Biografieën en groepsportretten van de raadsheren van het Hof van Friesland, 1499-1811 (Hilversum 1999)
  • P.H.A.M. Abels, De broederen van Twenthe. Een studie van de eerste Twentse dominees (1597-1678) (Hengelo 1984)

De nieuwste vorm van groepsbiografie: politieke stambomen van een gehele gemeente/stad.

[bewerken | brontekst bewerken]

Jean-Marie De Dijn (Gent, 1963) volgde een reeks hogere studies (vooral wijsbegeerte). Hij startte vanaf 2013 met een internationaal veelbelovend doctoraatsonderzoek in de moderne geschiedenis aan de UG rond de woelige stad Ronse en WO II. Blijkbaar stopte dit officieel doctoraatsonderzoek in 2015 maar het eerste product ervan verschijnt in onderdelen op zijn persoonlijke website sinds de lente van 2023; reeds 4.000 bladzijden zogenaamde politieke stambomen. Voorlopig schijnt deze aanpak wereldwijd het enige alternatief te zijn voor de methode der prosopografie, terwijl hier intens onderzoek wordt uitgevoerd op de schaal van een stad van circa 25.000 inwoners. Het was/is eveneens een interne uitdaging want het departement geschiedenis van de UG is wereldbekend als één der leiders op vlak van prosopografie en kreeg/krijgt hier unieke concurrentie. Het is een wereldprimeur want nooit voordien in de gehele geschiedenis is dergelijk ambitieus politiek historisch onderzoek uitgevoerd. Het brengt enorm veel nieuwe denkperspectieven aan en is belangrijk voor de onderzoeksdomeinen geschiedenis, sociologie en politicologie. Toch ontbreekt het deze veelbelovende wetenschappelijke innovatie voorlopig aan een aparte studie op metaniveau met voldoende wetenschappelijke uitleg of verantwoording hoe deze politieke stambomen zijn gemaakt. Op die manier zouden voortaan zowel studenten en academische onderzoekers maar ook elke leek met interesse in de belangrijke tijd van WO II voor een selectie of meerdere families lokaal of natuurlijk voor de eigen verwante families verder aan de slag kunnen gaan.

Het onderzoek van De Dijn is indrukwekkend want het bevat duizenden namen van Ronsenaars van toen: onder meer werden meer dan 1.500 persoonsdossiers voor Ronse geraadpleegd. Daarnaast is het kwalitatief of heuristisch van enorm belang omdat het niet alleen zeer veel materiaal of 'namen' aanbrengt maar voor de eerste maal rondom de studie van WO II een reeks eerder tegengestelde politieke invalshoeken via het familiaal perspectief met elkaar verbindt, nl. diverse soorten verzet naast diverse soorten collaboratie naast de zeer belangrijke woekerhandel. Zie de belangrijke maar meer bescheiden aanpak in het boek "Leven met de vijand" (1981) van de Duits-Zwitserse socioloog Werner RING, werk dat evenwel geen enkel gevolg kreeg bij geschiedenisonderzoekers der Lage Landen, Werner Rings. Het onderzoek trachtte ook de partijpolitieke achtergrond van familieleden aan te duiden zowel voor, tijdens als kort na WWII.

In de politieke stambomen voor WO II wordt een sterk verband vastgesteld met activiteit uit de Eerste Wereldoorlog, in dit geval de vele Z.A.B. of de gedeporteerden voor verplichte arbeid toen; in Ronse waren er voor WO I niet minder dan 1.666. Dat verband tussen beide oorlogen gebeurde tot op heden slechts op vlak der sluikpers; zie dé Belgisch specialist in zake verzet Fabrice MAERTEN "La Première Guerre mondiale dans la presse clandestine de la Belgique occupée en 1940-1944"

Aanduidingen met de nochtans de vele Ronsese oud-strijders uit WO I zijn er amper en vergt verder lokaal toegepast politiek genealogisch onderzoek. Voor Ronse en WO II zijn er nauwelijks data vermeld rondom de vele vrijwillige arbeiders in Frankrijk, Nederland en vooral Duitsland; ook dat vergt verder lokaal onderzoek. Dit politiek genealogisch onderzoek voor Ronse stelt de talloze prosopografiën rond Belgische gemeenten in WO II in de schaduw maar vergt veel meer intellectuele arbeid en bronnenonderzoek.